In aanvulling op mijn eerdere stukken de, voor sommgen niet geheel bevredigende, afloop van het Europees lobby-gevecht.
Volkskrant 10 februari 2010:
Van onze verslaggever
Jeroen Trommelen
AMSTERDAM De Europese Commissie geeft de Duitse oud-eurocommissaris Günter Verheugen toestemming voor het exploiteren van zijn lobbykantoor ‘The European experience’, dat hij samen met zijn voormalige chef-staf Petra Erler heeft opgezet.
Voor: Verheugen. Op de achtergrond: Europa.
De commissie negeert hiermee een negatief advies van haar eigen ethische commissie, die oordeelde dat de activiteiten van het bureau oncontroleerbaar zijn en strijdig met de regels die belangenverstrengeling van oud-bestuurders en ambtenaren moeten voorkomen.
De commissie legt Verheugen en zijn partner wel extra voorwaarden op, waaronder een tijdelijk verbod om rechtstreeks zaken te doen met partijen waarmee het Europese directoraat van Handel en Industrie zaken deed toen Verheugen daar commissaris was. Het verbod geldt voor twee jaar.
Tot zijn vertrek april 2010 was Verheugen tien jaar lid van de Europese Commissie, waarvan vijf als industriecommissaris. Kort daarna begon hij het lobbykantoor met vriendin Ehrler, die hij in een omstreden benoeming in 2007 had bevorderd tot hoofd van zijn kabinet. Hij nam ook bijbanen bij twee banken, lobbybureau Fleischmann-Hillard en de unie van Turkse kamers van koophandel.
Anti-lobbyclubs als in Brussel bekritiseren de toestemming. Ondanks de voorwaarden staat die lobbyen naar andere Europese directoraten nauwelijks in de weg. ‘Het bewijst de noodzaak voor een strikte afkoelingsperiode van drie jaar waarin oud-commisarissen geen enkele lobbypositie mogen aanvaarden’, vindt anti-lobbyorganisatie ALTER-EU waarin 160 Europese belangenorganisaties samenwerken.
Volgens Verheugen heeft de Europese Commissie geen zeggenschap over zijn bureau omdat hij daarvan aandeelhouder en onbetaald directeur is, maar geen salaris ontvangt. Formeel sluit het bureau ook lobbyactiviteiten uit. De expertise die wordt aangeboden komt daar volgens de commissie echter wel op neer.
Van de negentien vertrokken eurocommissarissen gingen er vorig jaar zes aan de slag bij private bedrijven. Behalve om Verheugen ging het om Ferrero-Waldner, McGreevy , Kuneva, Borg en Michel.